Margaret Sabee is in april 2017 geïnterviewd door KunstPost, een website voor kunstenaars en kunstliefhebbers.
Het atelier van Margaret Sabee (Den Haag, 1947) is net een snoepjeswinkel. Op alle planken langs de muren liggen verschillende soorten en kleuren wol. In een hoek haar grote weefgetouw waar ze haar eigen gang gaat met eenvoudige en complexe patronen. Ze noemt zichzelf textiel kunstenares en is daarnaast ook docente en adviseuse. Van machinale stoffen krijgt ze weleens de kriebels. Haar thema’s zijn hoofdzakelijk hoe wij –maatschappelijk- als mens met dieren en hun leefomstandigheden, maar ook hoe we met de natuur omgaan. Daarnaast zijn haar lijkwaden erg gewild. Waden bestaan uit meerdere lagen en de buitenste laag is vaak op de overledene afgestemd. Haar atelier is ook een leerbedrijf, zodat Margaret Sabee haar kennis kan overdragen. Tussen alle bedrijven door maakt ze graag tijd voor onze vijf uitgelichte vragen.
Als je een dag of nacht in een museum mocht doorbrengen welk museum zou dat dan zijn?
Ik heb een band met het Gemeentemuseum in Den Haag. Dat is eigenlijk mijn museum, zeg maar. Ik kom er nu niet veel meer, maar vroeger kwam ik er wel vaak en toen kende ik de werken ook heel goed. Het Kröller-Müller Museum vind ik ook heel leuk, maar ik hou niet zo van reizen.
Heb je zelf een werk gemaakt dat je absolute favoriet is?
Ja, dat is wel het ‘Oerbomenbos’. Dat is een project waar ik het meest een band mee heb, ik heb sowieso iets met bomen. Ik zie dat er veel ontbossing is en wist niet welke gevolgen dat heeft. We zijn helemaal ontworteld dacht ik, we wortelen ons ook niet in onze cultuur. Ik ben toen een soort oerbomenbos gaan maken vanuit intuïtie. De stammen hebben thema’s. Deze is de gewonde boom; gewond door menselijk handelen, en die is in tweeën. Er is nog een andere stam die staat voor manipulatie, er is een ratracestam – het is ieder voor zich – en er is een hazenstam die van niets weet, mijn naam is haas dus. Het hele project kost anderhalve ton en ik heb er subsidie voor aangevraagd, maar helaas niet gekregen. Ik heb het hierdoor niet kunnen voltooien, want de financiën lieten het niet toe, ik zou namelijk dagelijks moeten weven. Ik ben tot vier boomstammen gekomen van de twaalf.
Een andere favoriet is het wandkleed ‘Twitteren’. Dat is van sisal gemaakt. Sisal, omdat dat als gebakken lucht kan worden gezien. De vogeltjes op het kleed hebben allemaal menselijke trekjes en je moet moeite doen om ze te zien. De een staat voor schaamte, de ander voor verbazing, weer een ander is dominant of vrolijk en ga zo maar door. Als ze aan mij zouden vragen: ga je hem verkopen? Dan moet ik daar nog wel over nadenken. Hij komt uit de serie met een knipoog, maatschappelijke grapjes. Waar maken we ons eigenlijk druk om?! Ik ben wel maatschappelijk betrokken, eet biologisch en niet gemanipuleerd voedsel.
Wanneer ben je begonnen en hoe heeft zich dat ontwikkeld?
Nou, het is met hobbels en bobbels gegaan. Ik was twaalf en mijn moeder vroeg: wat wil je worden? Ik wilde naar de HBS maar dat mocht als meisje zijnde niet van mijn moeder. De kunst in, al helemaal niet. Ik zei op een dag toen ik zestien was: ik word pottenbakster of weefster. Op mijn achttiende zag ik in Delft een weefatelier en mijn hart ging helemaal open. Ik ben toen op les gegaan. Ik was een voorloper of laatbloeier, want weven was in de jaren zestig nog amper bekend. Ik heb het nooit als oubollig ervaren. Het is een mooi ambacht, geen kunstvorm, nog steeds niet. Ik heb zes jaar moeten zoeken naar de juiste mensen om hierin les te krijgen.
Ben je autodidact of heb je via opleiding, cursussen, workshops etc. je weg gevonden?
Ik heb les gehad op de Vrije Akademie en van een kunstwever les gekregen. Ik heb een tijd een atelier gehad, maar wist niets van zaken doen en ben daar toen mee gestopt. Toen ben ik in het bedrijfsleven gaan werken.
Op mijn 44ste vroeg ik me af wat mij nou echt gelukkig maakte en toen dacht ik aan de tijd dat ik weefde en mijn atelier had. In de tussentijd had ik zakenmensen ontmoet, dus ik wist iets meer van zaken doen af. Via Haagse kunstenaars van Stroom ben ik hier in dit gebouw terecht gekomen. Ik ben nu alweer 25 jaar bezig en moet oppassen dat ik niet té zakelijk ben. In de kunstwereld vinden ze me af en toe te zakelijk.
Wie of wat inspireert je en waarom?
Ik vind de kunst en de vormgeving van de jaren 50 heel erg stimulerend. Daar is iets gebeurd in de jaren 50, het heeft iets van troost, van een nieuwe stroming, van hoop. Ik heb grote bewondering voor Picasso en Miro en voor Magdalena Abakanowicz, zij is beeldhouwster. De tijd dat ze werkte met Poolse wevers, die periode vind ik heel fascinerend.